Eenoudergezin

“Mam, als jij dood bent, wie gaat er dan voor ons zorgen?” vroeg mijn zoon (toen 9 jaar) aan mij toen ik hem een nachtzoen kwam brengen. Hij frunnikte aan zijn versleten knuffel en keek mij met een serieuze blik aan. Zijn vader woont in het buitenland, dus hij besefte zich dat dat nog wel eens een uitdaging zou kunnen worden als mij iets zou overkomen.


“Dan komt papa terug naar Nederland en gaat hij hier in huis zitten.” Hij was zichtbaar nog niet gerustgesteld. “Maar dan moet hij eerst in nog in het vliegtuig…”. Daar zit wat in. “Dan komt Karin (vriendin om de hoek) en daarna Opi en Omi (40 min. in de auto).” Zijn ogen gleden van het plafond naar zijn handen die in zijn schoot lagen: dat antwoord kon hij wat mee.

Gevoelens van jonge kinderen zijn gericht op het hier en nu of op de nabije toekomst. Schoolkinderen zijn voor een belangrijk deel op een praktisch niveau met ziekte en de dood bezig. Er is daarom vooral behoefte aan feitelijke informatie.

Door hem dit te geven, weet hij waar hij aan toe is wat hem een gevoel van veiligheid geeft. Zo kan hij zich met véél belangrijkere zaken bezighouden zoals wat te trakteren in de klas voor z’n verjaardag.

Previous
Previous

Eindexamen

Next
Next

Compliment geven